– Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer
de motor koud is. Neem eventueel gemorste
benzine op.
– Rook niet als u omgaat met brandstof, en houd
brandstof uit de buurt van open vuur of vonken.
– Als de motor draait of heet is, mag de
brandstoftankdop niet worden verwijderd
en mag de tank niet met brandstof worden
bijgevuld.
– Probeer de motor niet te starten als u
brandstof morst. Zorg ervoor dat er geen
ontstekingsbronnen in de buurt zijn totdat de
brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
– Bewaar brandstof in een goedgekeurd vat of
blik en buiten bereik van kinderen.
•
Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname.
Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden
tot ernstig letsel en ziekte.
– Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.
– Houd uw handen en gezicht uit de buurt van de
vulpijp en de opening van de brandstoftank.
– Houd brandstof uit de buurt van uw ogen en
huid.
Brandstoftank vullen
•
Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend
schone, verse, loodvrije benzine met een
octaangetal van 87 of hoger (indelingsmethode
(R+M)/2).
•
Met zuurstof verrijkte benzine met ten hoogste
10% ethanol of 15% MTBE is geschikt.
•
Geen ethanolmengsels van benzine gebruiken
(zoals E15 of E85) met meer dan 10% ethanol per
volume. Dit kan leiden tot verminderde prestaties
en/of motorschade die mogelijk niet gedekt wordt
door de garantie.
•
Geen benzine gebruiken die methanol bevat.
•
Tijdens de winter geen brandstof bewaren in de
brandstoftank of in brandstofblikken, tenzij een
stabilizer aan de brandstof werd toegevoegd.
•
Meng nooit olie door benzine.
Vul de brandstoftank met verse loodvrije, normale
benzine van een bekend merk
Belangrijk:
Om startproblemen te verminderen,
moet u het hele seizoen een stabilizer toevoegen
aan de benzine. Meng de stabilizer met benzine
die niet ouder is dan 30 dagen.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor
voor verdere informatie.
9
(Figuur
15).
Figuur 15
g230458